Lees het gehele rapport hier
Samenvatting
Al langere tijd zijn er grote zorgen over de mensenrechtensituatie aan de buitengrenzen van de EU. De berichten over schendingen van internationale verplichtingen, zoals pushbacks, zijn talrijk en duren voort. Wie is daarvoor verantwoordelijk, heeft Nederland daar (ook) een aandeel in, en kunnen slachtoffers de verantwoordelijken ook aanspreken?
De EU-buitengrenzen zijn ook onze grenzen. De manier waarop deze grenzen worden bewaakt is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de EU-lidstaten, en daarmee ook een Nederlandse. Maar bij (mogelijke) mensenrechtenschendingen bij de uitvoering van deze grensbewaking is niet altijd duidelijk wat er is gebeurd en wie precies waarvoor verantwoordelijk is. Het gaat vaak om lastig toegankelijke plekken, zoals op zee of in militaire zones. Ook zijn er vaak verschillende partijen betrokken bij de grensbewaking, waardoor er bij de uitvoering sprake kan zijn ingewikkelde en niet-transparante gezagsverhoudingen.
Een EU-lidstaat zoals Nederland, of een internationale organisatie zoals de EU, kan aansprakelijk worden gesteld door slachtoffers op grond van ‘internationale onrechtmatige daad’ als bij de grensbewaking internationale regels worden geschonden. Daarvoor moet dan wel duidelijk zijn dat het schenden van de verplichtingen aan deze staat of organisatie kan worden ‘toegerekend’.
Het is niet alleen lastig om vast te stellen wat er is gebeurd en wie verantwoordelijk is, er zijn ook tekortkomingen in de mogelijkheden voor slachtoffers om hun recht te halen. De rechtsbescherming is niet (of onvoldoende) effectief. Individuele EU-grenzen zijn ook onze grenzen ACVZ – januari 2022 4 slachtoffers hebben vaak onvoldoende informatie over de mogelijkheden om hun recht te halen. Ze hebben meestal geen toegang tot rechtshulp. Velen zijn niet (meer) op het EU-grondgebied, waardoor het aanhangig maken van een klacht of het voeren van een procedure nog moeilijker is.
Uit onderzoek blijkt dat interne klachtprocedures zoals bij het EU-grens- en kustwachtagentschap, Frontex, niet goed genoeg werken. De EU en de lidstaten reageren niet adequaat op signalen en meldingen van misstanden. Als het op verantwoordelijkheid nemen aankomt, wijst men vooral naar elkaar. De EU, haar instellingen en agentschappen kunnen niet voor de nationale rechter worden gedaagd, en ook niet voor het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Slachtoffers kunnen wel terecht bij het EU Hof van Justitie (EU Hof), maar voor die procedure gelden hoge eisen.
Kortom, de huidige schendingen en pushbackpraktijken aan de EU-buitengrenzen zijn ontoelaatbaar en in strijd met internationale standaarden en Europese waarden. We zijn door een ondergrens gegaan aan de EU-grens. De effectieve rechtsbescherming van slachtoffers wordt ondermijnd door onduidelijkheid over de vraag wie verantwoordelijk is en door bovengenoemde obstakels bij de toegang tot de rechter. Dit ondermijnt ook de rechtsstatelijkheid van EU-migratiebeleid als geheel. Er is een patroon van wegkijken en onderling afschuiven van verantwoordelijkheid door lidstaten, en ook de EU-instellingen. Om dat te doorbreken is politieke wil nodig.
Het (laten) voortbestaan van deze praktijken brengt ook juridische risico’s voor Nederland, andere lidstaten en de EU met zich mee. Zij kunnen hiervoor aansprakelijk worden gesteld door of namens slachtoffer van mensenrechtenschendingen. Om beleid op rechtmatige wijze uit te voeren moet de grondhouding van lidstaten veranderen van ‘waar komen we mee weg’ naar ‘wat moeten we doen?’
Nederland moet zich vanzelfsprekend onthouden van directe of indirecte eigen betrokkenheid bij (mogelijke) schendingen in de uitvoering van EU-migratiebeleid. Daarnaast moet de regering alles doen wat redelijkerwijs in haar vermogen ligt om de mensenrechten te helpen respecteren en te garanderen. Dit kan bijvoorbeeld door duidelijke, formele en transparante afspraken te laten maken over verantwoordelijkheden in grensbewakingsoperaties en migratiepartnerschappen. Ook kan Nederland concrete stappen zetten om te zorgen voor goede monitoring van de buitengrensbewaking en voor betere klachtenprocedures.
Veel zal Nederland niet alleen, maar in EU-verband moeten realiseren. De regering dient hierbij een voortrekkersrol op zich te nemen bij het creëren van de benodigde politieke wil. Want Nederland kan en mag niet toestaan dat de EU-buitengrenzen, en daarmee ook onze grenzen, op deze manier worden bewaakt.